Page:Descartes - Œuvres, éd. Adam et Tannery, IV.djvu/36

Cette page n’a pas encore été corrigée

22 Correspondance.

» aenvolgende, stilo novo, aen de voorgemelte heeren van de Vroetschap » geschreven hadde onder anderen, dattet laetst gedructe, daervan het » opschrift hout Epistola Renati des Cartes ad celeberrimum virum etc. » in sulcker voegen was ingestelt, dat de bewijsen, die vereyscht worden » tôt verificatie vant geene hij van die man hadde geschreven, alomme » daer bij werden bevonden, sooveel men deselve met reden van hem n soude cunnen eysschen, ende dat hij uyt sodaenigen insichte achter- » wege gelaten hadde verscheyden van sijne bijsondere actien, die hem » bekent waren, om niet gehouden te sijn getuygen daertoe voort te » brengen, seggende onder anderen in deselve missive, dat de Vroetschap, » insiende 't geene hij dienaengaende geschreven hadde, bevinden soude, » dat hij nevensde rechtmatige verdedinge van sijne eere voor namentlijck » getracht hadde dienst te doen aent gemeene beste ende de weerde van » de voorseyde Stadt ende Académie te handthaven. Welcke voorseyde » missive bij mijn Heeren van de Vroetschap voorseyt gelesen ende » geexamineert sijnde, hadden haer Ed. deselve ende de twee andere in » de voorverhaelde publicatie aengetogen door haer Ed. Gecommitteer- » den ende eenige andere onpartijdighe personen nae behoren doen visi- » teren ende examineren ende uyt derselver rapport verstaen, dat den » voornoemden Des Cartes, hem t'onrecht beclaecht van D. Voktio ten » hoochsten verongelijcht te sijn, alsoo hij daervan egeene t'minstc bewijs » en is producerende, maer alleenlick consequentie treckt uyt valsche » presuppoosten, gefundcert op onsekere gissinge ende quade presumptie, » daer uyt hij D. Voetio affingeert te sijn autheur, fauteur, correcteur ofte » cooperateur van verscheyde geschriften, daerbij den dickgemelten Des » Cartes vermeijnt verongelijckt te wesen, ende dat haer Ed. dacren- » boven gebleken was al 't selve versiert ende onwacrachtich te sijn. soo- » dat den voornoemden Des Cartes geen oorsaecke ter werelt tegens » D. Voetium gehadt hadde om sijnen goeden naeme ende faeme soo » enormelick te lederen, maer dat hetselve veel eer was smakende nae » den aert der Jesuyten, welcker discipel hij bekent geweest te sijn ende » deselve altijt meest geacht ende geert te hebbcn, ende dat hij geen ander » bewijs van sijne vilaine ende bittere diffamatien ende scheltredenen bij- » brochte als van horen seggen ende uijt valsche rapporten van stoute » onbeschaemde leugenaers, vijanden van dese regieringe, derselver aca- » demie ende Gereformeerde religie. Ende dewijle d'ontschult Domini » Voetii voornoemt de meergemelte Vroetschap wel bekent ende oock » (hoewel onnodich) met attestatien soo van particulieren als van vers- » cheydene aensienlicke collégien vertoont is, soo isi dat deselve Vroet- » schap bij desen verclaert, de voorverhaelde twee brieven niet anders te » sijn dan diffamatoire schriften ende fameuse libcllen, daerbij niet alleen » gcmeltc D. Voetius enormelick in sijne goede naem ende faem wordt » geledeert, maer oock de Académie geinteresseert, de Professoren int » bijsonder gediffameert ende de regieringe deser Stadt gevilipendeert. » Verbicdende daerom allen ende een ijdcr de voorseyde brieven, in wat

�� �